Van Gontrode naar Munkzwalm: een stationsstapper op de GR 122.

Gepubliceerd op 8 november 2024 om 17:33

Nog donker als ik mijn huisje verlaat op deze koude novemberochtend. Met in de verte een rood-oranje gloed van de zonsopgang beginnen we aan stationsstapper nummer 3. Die brengt ons van het station van Gontrode naar het station van Munkzwalm, een wandeling van 26 km door oude bossen, eindeloze velden, rustieke dorpjes en natuurgebieden met als extraatje een verdwenen vliegveld, een water- en een windmolen, oorlogsbunkers en militaire zendmasten. Makkelijk te volgen via de wit-rode markeringen van de GR 122.

 

Een eeuwenoud bos en een verdwenen vliegveld.

Enkele wandelmeters verwijderd van station Gontrode vinden we de start van de route aan  de Stationswegel waar we bijna meteen het bos induiken. We volgen de Molenbeek-Gondebeek over een heerlijk paadje met links en rechts de bonte variatie loofbomen van het Aelmoeseneiebos. Dit oude bos, dat ook altijd ‘bos’ is geweest, was tot de jaren 60 van de vorige eeuw het eigendom van de Sint-Baafsabdij van Gent. Nadien werd het een staatsbos, gebruikt door UGent als proefbos.

In 1973 werd er langs de Gondebeek een arboretum aangeplant met meer dan 60 soorten inlandse bomen en struiken. Esdoorn, abeel en populier, beuk en eik ... gelukkig leren de bordjes ons naar welke boomsoort we kijken want, behalve een zeldzaam, achtergebleven groen blaadje, zijn de takken herfstig kaal.

Verlaten door haar soortgenoten oogt een roze reuzenbalsemien eenzaam en alleen in de schaduw van een verdorde maar nog steeds massieve berenklauw.

Uit het bos gaat de route even over asfalt tussen donkerbruine pas omgeploegde akkers en sompige weilanden met verstilde waterplassen. We lopen door de vallei van de Gondebeek.

Terug het veld in, op de Proefveldwegel (what’s in a name?). Hier de maïs reeds geoogst, daar de hakselaar nog volop aan het werk. Een verdwaalde maïskolf in de tractorsporen en, tot onze verrassing, een aanplanting van druivelaars in deftige rechte lijnen. Een infobord legt uit hoe het oude (Duitse) vliegveld van Gontrode (uit WO I) zo’n 100 jaar later een minder dramatische bestemming kreeg als wijngaard.

Waar nu de vruchtentrossen rijpen aan de ranken, stonden ooit Zeppelin-luchtschepen en Duitse Gotha-bommenwerpers. Op het kruispunt van de dorpjes Lemberge, Gontrode en Landskouter worden geen luchtaanvallen meer uitgevoerd maar wordt er, lokaal en ambachtelijk, wijn gemaakt met namen als "LZ 33", "LZ 35" en "LZ 37", een knipoog naar het verleden en de allang vergeten zeppelins.  

 

Een idyllisch boerendorp in het Land van Rode.

Van het ene zalige pad naar het andere, rechtdoor, in bochtjes, de hoek om, een steenweg over om dan opnieuw tussen de velden te stappen. Opgeschoten tuinbonen in hun kleurige bloei tussen de maïs, vrolijke veldbloemen die de zomer nog niet willen loslaten, weilanden met donkere bomenrijen aan de horizon, de geur van natte aarde en onder de grijze hemel, een overvloed aan ruimte en stilte. 

Geen andere wandelaars, alleen wij en de grazende paarden.

We komen voorbij lange boerderijgevels en de proefhoeve van UGent en HOGent waar nog druk gebouwd en verbouwd wordt. Kleine werkmanshuisjes herinneren aan de 19e eeuw toen hier nog een brouwerij en een stokerij was. Bijna gemist maar de 2 stoeptegels brede Lindestraat leidt ons naar het charmante  minicentrum van Bottelare.

Bestaat er zoiets als ‘Les plus beaux villages’ van Vlaanderen? Dan mag dit plattelandsdorpje zeker in de lijst.

Pittoreske huizen, smalle en trage wegels, knorrende minivarkentjes … nog steeds in ’t groen over vlonderpaden en modderpaden en over één van de weinige verharde straten op deze route.

Dit is het Land van Rode, in de 13e eeuw een vrij uitgestrekt gebied met 17 gemeenten tussen het vlakke Scheldeland en de heuvels van de Vlaamse Ardennen met een afwisselende mix van een beetje vlak en een beetje heuvelachtig.   

 

Vlaanderens erfgoed tussen akkers zonder einde.

We passeren het Christoforushuis (een kleinschalige zorgcentrum voor volwassenen met een verstandelijke beperking) met zijn schattig winkeluithangbord en daarna gaat het in een rechte lijn naar het landelijke Munte, een voorschoot groot met niet eens 700 inwoners.

Een gravelweg naast akkers zonder einde, een spookbos met griezelverhalen, een mountainbikeroute de heuvel af, de kerk van Munte die hoog boven de verdorde zonnebloemen oprijst en lieflijke bambi’s in een herfstdecor …

Een rondje achter de kerk voert ons naar de tuin van de gerestaureerde pastorie uit de 18e eeuw. Een picknickplaats in de schaduw van de oude beuk is een  goed idee van het toeristisch infopunt Munte! We hebben er intussen 9,5 km opzitten en de warme koffie en de broodjes met roerei (geen wandeling zonder roerei!) smaken als een Michelinster-maaltijd!

Het gezellige Munteplein is met de kerk, de pastorie en het klooster een beschermd dorpsgezicht en behoort tot het Onroerend Erfgoed van Vlaanderen. Het heeft iets nostalgisch zo’n ouderwets dorpspleintje, alsof de tijd er is blijven stilstaan en de nonnetjes en meneer pastoor op zondag nog steeds over de hobbelige kasseitjes naar de kerk toelopen.   

Een oude wandelboom van de GR 122 wijst ons de goeie richting aan, langs verweerde beeldhouwwerken (naambordje onleesbaar) en de beschermde hoeve Hof van Quaethem waar ooit een oliemolen was. We gaan de Asselkouter op om al na een paar meter te stoppen voor een fotomomentje bij de boerderij Clays van Muntestede uit de 17e eeuw, net als de dorpskern van Munte, geklasseerd als erfgoed en nu in gebruik als vakantiewoning.

Wat vooral opvalt zijn de 2 enorme bomen die de oprit bewaken als 2 middeleeuwse poortwachters. Dankzij wat Google-zoekwerk weten we dat het welkomst- of beschermbomen zijn. Het is blijkbaar een zeer oud gebruik om bepaalde boomsoorten aan te planten bij een hoeve waarbij de linde symbool is voor vruchtbaarheid en de eikenboom voor kracht en gezondheid. Met een meer dan 3 m dikke lindeboom en een eikenboom met een omtrek van bijna 5 meter zijn de bewoners van de Clays van Muntestede uitzonderlijk goed beschermd.

 

Een verhaal van bunkers en zendmasten en molens.

De oude kasseitjes van Munte maken plaats voor aarden wegels tussen open akkers. De oh zo typische kouters van deze streek verstoppen een onwaarschijnlijke hoeveelheid bunkers (Munte heeft er zo maar eventjes 25) en achter een eeuwig groene haag staan de oude militaire zendmasten in hun camouflagepakje volkomen nutteloos te wezen.

Wat is dat toch met die oorlogsbunkers in het vredige landschap in en om Munte? Da’s een erfenis van WO II. Het dorp had immers de brute pech dat het op een bunkerlinie lag, gebouwd in de jaren 30 van de vorige eeuw tussen de Leie en de Schelde ter bescherming van de stad Gent. Er is echter niet of nauwelijks gevochten in de streek vandaar de grote hoeveelheid bunkers die anno 21e eeuw nog keurig intact zijn en de velden en bossen van het Land van Rode decoreren.

Voorbij de oorlogssouvenirs vormt de fiere Prinsenmolen een schitterend wit beeld in een egaal grijze lucht en ja hoor, gebouwd door een echte prins in de 16e eeuw. Het eerste exemplaar was van hout en pas in de 19e eeuw kreeg de Prinsenmolen een nieuw kleedje en werd een ronde stenen molen. Voorlopig nog zonder wieken, die sneuvelden in 1972 tijdens een zware storm. Maar ook zonder ronddraaiend wiekenkruis is de molen in Baaigem een imposante verschijning.

Nog steeds in Scheldeland, nog steeds wandelend op de GR 122 van de ene wit-rode streep naar de andere, soms zwijgend, vaker vergezeld van lome babbels op het ritme van onze voetstappen …

Glooiende weiden, verstopte boomhutten, een fluisterwind die door de bosjes waait en de geelbruine bladeren als lichtgewicht pluimpjes naar beneden laat dwarrelen … geen onverharde paadjes meer maar een geasfalteerd laantje in een bosrijke omgeving. Via Wijndomein Smet arriveren we achter de kerk en midden in het centrum van Dikkelvenne. Dat centrum wordt gedomineerd door Kasteeldomein Baudries met zijn lange statige oprijlaan. Met een eeuwenlange historiek die begint in de 14e eeuw en zijn hedendaagse klassieke uitstraling is het kasteel sinds dit jaar een beschermd monument.

 

Een oude Schelde-arm en zijn meersen.

Nog meer natuurschoon krijgen we gratis en voor niets langsheen de lange Eikstraat en de Oude Scheldestraat, aan de rand van de Kaaimeersen in Meilegem. Dit natuurgebied tussen de Schelde en een afgesneden Scheldebocht is een toevluchtsoord voor alles op 2 pootjes dat van water houdt en afhankelijk van het seizoen, hier broedt of overwintert, van een kolonie meerkoeten tot een reiger en een weghuppelende kievit.

Op het nat en modderig presenteerblaadje van de Kaaimeersen staat een moerassig gebied met grillige waterplassen, sompige graslanden, rietvelden en kleine bosjes, vlonderpaden en knuppelpaden. Met regelmatige overstromingen in de lente en de herfst is ook nu de doorsteek naar de oude Schelde-arm afgesloten met een bord: geen toegang. Spelbreker is waarschijnlijk de regen van de voorbije dagen waardoor het waterpeil in de meersen is gestegen tot boven vlonderpadniveau.

We nemen daarom het kleine paadje tegenover de Kaaihoeve, een gerestaureerde boerderij in fris wit met blauwe tinten waarvan de geschiedenis teruggaat tot de 18e eeuw en die sinds 1994 in gebruik is als Provinciaal Natuureducatief Centrum. Voor wie nog wat wil bijleren over natuur en milieu!

Bij het eerste zijgangetje worden we afgeleid door een vogelkijkhut. Die kunnen we niet links laten liggen. En er wacht ons een buitenkansje: de vogelkijkmeneer (met verrekijker) in de hut weet ons te vertellen dat het wandelpad dwars door de Kaaimeersen en rond de oude Schelde vandaag echt wel begaanbaar is. We avonturen het ons en maken rechtsomkeer, de toegangspoort door. Met een welgemeende sorry aan de opgeschrikte diertjes - ik laat de poort, heel stom, met een flinke klap dichtvallen.

En dan wacht ons een waar paradijs! De tocht door de Kaaimeersen is met stip het mooiste gedeelte van de hele wandeling en we genieten van elke centimeter. Jammer dat leuke natuurliedjes niet blijven duren. We worden opnieuw de velden ingestuurd over saai en grijs asfalt en dat is op deze route eerder de uitzondering dan de regel.

 

Langs de rand van de Vlaamse Ardennen.

De asfaltbaan wordt geruild voor een gravelweggetje tussen 2 woonhuizen dat ons zonder veel moeite naar de Stampkotbeek in Hermelgem stuurt. Een bruggetje, een deel van de oude sluizen en de keermuren is al wat rest van de watermolen uit de 16e eeuw. Het beekje is er nog en vervolgt al eeuwen ongestoord zijn grillige loop.

Het pad langs de waterkant over ongelijke stapstenen is weer zo’n schoon stukje op deze toch wel super-de-luxe treinstapper.

We zitten hier aan de rand van de Vlaamse Ardennen en dat zullen we geweten hebben na het stevige klimmetje de Langemunte op, een stukje Ronde van Vlaanderen en een Flandrien Challenge. Uitblazen doen we aan de kerk van Sint-Maria-Latem.

 

Zwalm, een streek en een beek.

Na het vlakke Scheldeland komt nu het heuvellandschap van de Zwalmvallei in zicht met als extra wandelkadootje, het bijzondere voetpad langs de Zwalmbeek. Een doodlopende zijarm van de beek verbergt een verrassend monument: de IJzerkotmolen. De bizarre biografie van de molen leest als een reis door de tijd: van watermolen, papiermolen, ijzermolen, kopermolen, oliemolen naar graanmolen inclusief brouwerij en café en dat alles in een tijdsspanne van 1412 tot op heden. Na een aantal werkloze jaren wordt in de IJzerkotmolen sinds 2021 terug graan gemalen, op de oude ambachtelijk manier. Het rijke verleden van de molen zorgde voor een erkenning als monument en dat monument wordt momenteel grondig en compleet gerestaureerd.

 

Zwitserland in ’t klein.  

Op de laatste kilometers van onze tocht, nog steeds langs de oevers van de Zwalmbeek, belanden we op een plek die de wat vreemde naam Klein Zwitserland kreeg, bedacht begin 20e eeuw door een sluiswachter met heel veel fantasie. De bosrijke hellingen in de omgeving, de spaarvijver met sluis en de waterval hebben weinig gemeen met het land van bergen en dalen en meren maar we snappen die beste mens wel: het groen, het water, het schilderachtige sluiswachtershuisje (nu OHNE’s bosbar) heeft iets magisch. Misschien toch een beetje Zwitserland in ’t klein?

 

De eindbestemming nadert. We wuiven de Zwalmbeek vaarwel en zien al na een paar minuten een kerktoren, huizen en winkels en wegenwerken … terug in de bewoonde wereld. De hemel is nog steeds grijs als we perron 2 van het station van Munkzwalm oplopen en de trein naar huis nemen.

 

Deze treinstapper in 3 sleutelwoorden: natuur, stilte en rust. Een 5-sterrenbeleving voor al wie houdt van grote open vlaktes, wonderlijke dorpjes, oude molens en magnifieke weggetjes in een nog authentieke streek. Zeker doen!

 

PRAKTISCH

 

Uitleg over de Grote Routepaden of GR’s vind je in de volgende blog: GR 130 IJzer: van Diksmuide naar Nieuwpoort, een Vlaamse wandeling tussen water en polders.

Het Aelmoeseneiebos is een wandelbos. Fietsen en paardrijden is er niet toegelaten.

Tijdens het broedseizoen (15/12 – 15/6) is het pad in de Kaaimeersen afgesloten. Er is een omleiding voorzien. Vergeet echter niet dat de Kaaimeersen een moerasgebied is. Op regendagen kan je wel eens diep in de modder zakken en hou in de zomer zeker rekening met de talrijk aanwezige muggen.

Je komt geen winkels tegen op de route. Wel zijn er in het hoogseizoen enkele horecagelegenheden open.

 

Startpunt: station van Gontrode

Eindpunt: station van Munkzwalm

De route kan ook omgekeerd gewandeld worden van Munkzwalm naar Gontrode.

Er is parking aan de stations.

 

Totale wandelafstand: 26 km

Totale stijging: 165 m

Totale daling: 161 m

63 % onverharde wegen

Navigatie via de app van RouteYou


Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.